Friese rassen en gewassen in de tuin

 

In de tuin op ons terrein zijn oude gewassen en planten te vinden die vroeger op de boerderij voorkwamen.

 

Fryslân is vanouds een landbouwprovincie. Op de proeftuinen van de Friese Maatschappij van Landbouw werden eind 1800 onder meer Friese aardappel- en vlasrassen ontwikkeld. Hoveniers selecteerden hun eigen wortelen en koolrapen. Op de Friese terpen werd vroeger al gierst verbouwd. Grijze Zandboekweit en Zwarte Veenboekweit (ook Beetster Boekweit genoemd) horen er ook bij. Tot de peulvruchten behoren een groot aantal droge bonen en slabonen, zoals de Gele Friese Woudboon en het Koudumer Boontje. Dat zijn stambonen, tot de stokbonen behoren onder meer de Rinox en de Roodbonte Friese Stokboon.

 

Dan zijn er de olievruchten. In Fryslân werd vanouds veel vlas geteeld. Dr. J.C. Drost selecteerde uit het Friese Witbloeivlas een elftal variëteiten. Tot dit onderdeel behoren ook de reeds op de terpen verbouwde Huttentut, een tweetal koolzaden, Raapzaad, het Karwijzaad, de Herik, de Hennep en de bij enkele voormalige kloosters gevonden Hop die bij het brouwen van bier werd gebruikt.

 

Bij de wortelsoorten zijn De Berlikumer Ui, de Berlikumer Wortel Bierma, de Berlikumer Wortel Pik, Westra's Lange Dunne Herfstwortel en de Cichorei te vinden.

 

Fryslân heeft een groot aantal aardappelrassen voortgebracht. De collectie omvat een representatieve lijst van ruim dertig grotendeels niet meer door de handelshuizen en het particulier initiatief in stand gehouden rassen. Van belang zijn ook de Koudumer Bloemkool, twee varianten rabarber, de Fries-Groninger Witte Klaver en de Sumarder Oorlogstabak.

 

De tuin wordt onderhouden door vrijwilligers in samenwerking met de Stichting Friese rassen en gewassen