Onderstaande exposities zijn afgelopen
Rond 1880 is Friesland de grootste producent van vlas in Nederland. Het gewas diende niet alleen als een belangrijke grondstof voor de productie van linnen, maar fungeerde tevens als een cruciale bron van werkgelegenheid. De teelt van vlas was een agrarische activiteit, maar ook een middel om arbeiders en hun families gedurende de wintermaanden van inkomsten te voorzien. Deze arbeid werd vaak onder erbarmelijke omstandigheden verricht in de zogenoemde braakhokken.
Ondanks de sociale en economische noodzaak van de vlasteelt, bleven de arbeidsomstandigheden een schrijnend aspect van het proces. De tentoonstelling 'Flaaks - Vlas in Friesland' werpt een blik op de uitdagende omstandigheden waaronder dit werk werd uitgevoerd. Het laat zien hoe de intensieve inspanning die vereist was voor de teelt en verwerking van vlas, een blijvende impact had op de mechanisatie van dit proces.
Met een bezoek aan deze expositie krijgt u niet alleen een historisch perspectief op de vlasteelt en de impact ervan op de Friese samenleving, maar ook een kijkje in de evolutie van het gebruik van vlas door de jaren heen. Onder de diverse tentoongestelde voorwerpen bevinden zich prachtige olieverfschilderijen van Dirk Beintema. Daarnaast worden er kunstwerken getoond, waaronder een collectie dunne linnen sjaals, handgeverfd met plantaardig materiaal, van Nynke Runia van atelier en winkel Kleine-Lijn.
De expositie is op vrijdag 26 april officiëel geopend door Femke Wiersma.
De rijke verscheidenheid aan landschapstypes in Fryslân vormt de inspiratiebron voor menig kunstenaar om het Friese boerenleven en platteland door de eeuwen heen, op doek en papier vast te leggen. In de expositie ‘De schilders van het Friese land’ zijn schilderijen samengebracht waarin de boer, het landschap, de dieren en de bedrijfsgebouwen worden belicht door de ogen van kunstenaars.
De werken laten een grote variatie in kunstuitingen zien: van realistisch, figuratief, impressionistisch, expressionistisch, fijnschilderwerk en naïeve kunst tot abstract. De tentoonstelling geeft ook een beeld van de ontwikkelingen die ingrijpende gevolgen hadden voor het landschap; van kleinschalig naar grootschalig, van extensief naar intensief.
De expositie toont een bonte mix aan kunstenaars, bekend en onbekend, grote en kleine namen, bekend en onbekend, soms professioneel via vaste regels werkend, anderen vanuit drang en hobby in naïeve stijl. Maar allemaal delen ze dezelfde liefde: De liefde voor het ‘heitelân’.
De expositie is op zaterdag 13 mei officieel geopend door onze minister van Landbouw, de heer Adema, en zijn vrouw.
Deze zomer reist de buitententoonstelling ‘Iconen van het platteland, historische boerderijen op weg naar de toekomst’ door Nederland. Van 18 mei tot 14 juni is de tentoonstelling te bezoeken bij het Fries Landbouwmuseum in Leeuwarden. Hier komt de agrarische geschiedenis van Friesland op een boeiende wijze samen met de kansen die agrarisch erfgoed biedt voor de toekomst.
In de expositie ‘Iconen van het platteland’ komt de historische waarde van boerderijen en hun rol in het landschap aan de orde. De expositie wijst op de kansen die herbestemming van boerderijen biedt voor het versterken van de leefbaarheid van het platteland. Geen nostalgie, maar de blik gericht op de toekomst met oog voor de geschiedenis.
Met een sprekende vormgeving zet de expositie agrarisch erfgoed in de schijnwerpers. Het laat zien hoe het platteland is veranderd en hoe agrarisch erfgoed waardevol kan zijn, ook voor generaties na ons. De buitententoonstelling is gratis toegankelijk.
Boerderij in beweging
Deze tentoonstelling vindt plaats in het kader van het programma Boerderij in beweging, een initiatief van het Boerderijenfonds en Agrarisch Erfgoed Nederland (AEN), in samenwerking met de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) en het Nationaal Restauratiefonds. Het zet zich in voor het gebruik van agrarisch erfgoed in de ontwikkeling en herinrichting van een leefbaar platteland.
Kijk voor de data per locatie en meer informatie op: www.boerderijinbeweging.nl/expositie/
Vanwege de grote belangstelling is besloten de expositie te verlengen t/m 27 november 2022. Let wel! De tentoonstelling is vanaf 1 november alleen nog in de weekenden te bezoeken (en voor groepen (vanaf 20 pers.) op afspraak).
Fries Landbouwmuseum heeft in samenwerking met de wolwerkers van Pleed een prachtige tentoonstelling ingericht over een bijzondere grondstof: 100% wol.
Op dijken en in weilanden zien we ze lopen: de schapen. Maar hun wol wordt niet meer gebruikt en dat terwijl wol een prachtig natuurlijk materiaal is met unieke eigenschappen waar prachtige dingen van gemaakt kunnen worden. Bovendien houdt het ons al eeuwen warm. Toch wordt de meeste wol van 800.000 Nederlandse schapen als afval verscheept of eindigt in de verbrandingsoven. Tegelijkertijd kopen we massaal goedkope kleding van vervuilende kunstvezels uit lage-lonenlanden. De wolwerkers van Pleed onderzochten hoe wol opnieuw van waarde gemaakt kon worden en verwerkten de wol van de Leeuwarder schaapskudde tot dekens en vloerkleden. Dit jaar maakten ze in samenwerking met het Fries Landbouwmuseum in Leeuwarden een tentoonstelling over deze prachtige grondstof: 100% wol.
De tentoonstelling die laat zien hoe mooi wol is en – bovenal - hoe het weer gewoon kan worden. Nooit eerder waren ze samen te zien: het Friese melkschaap, prachtige antieke wollen stoffen, spintolsteentjes uit de Friese terpen, het blauw van Eise Eisinga, de gestopte sokken van een Elfstedenwinnaar, werk van moderne ontwerpers als Christien Meindertsma en natuurlijk de wolredders-community van Pleed zelf.. Tijdens de opening van de expositie op 27 mei werden bij het Fries Landbouwmuseum de witte en zwarte schapen van onze vrijwilliger Lucas Reinds, geschoren. Van hun wol is binnen één dag garen gesponnen én een trui en zijn er mutsen gebreid. Kunsternaar en ontwerper Christien Meindertsma en schaapherder Sam Westra verrichten de officiële opening.
Tijdens de opening van de expositie op 27 mei werden bij het Fries Landbouwmuseum de witte en zwarte schapen van onze vrijwilliger Lucas Reinds, geschoren. Van hun wol is binnen één dag garen gesponnen én een trui en zijn er mutsen gebreid.
Community-initiatief Pleed onderzoekt hoe wol opnieuw van waarde gemaakt kan worden. Wolwerkers van de Pleed mienskip verwerkten wol van de Leeuwarder kudde tot dekens en vloerkleden. De expositie 100% WOL laat de geschiedenis én de toekomst van wol zien als waardevol materiaal voor industrie, in de bouw, voor nieuwe ontwerpers en iedereen die bij wil dragen aan een duurzame wereld. Inmiddels heeft de stichting met het Fries Landbouwmuseum tal van workshops, lezingen en andere publieksactiviteiten georganiseerd.
Klik hier voor meer informatie over Pleed en hun activiteiten.
Geschiedenis van de veehandel en veemarkten in Fryslân
Al eeuwenlang accepteren Friese veehandelaren met een ferme 'handjeklap' en een krachtig uitgesproken GELOK (geluk) het bod van een verkoper. De koop is gesloten.
De veehandel en veemarkten waren belangrijk in het Friese maatschappelijk leven, maar is onderbelicht gebleven in de geschiedschrijving. Weinig mensen kennen nog de typische sfeer en hectiek van de veemarkten. De verhalen van de veehandel in Friesland en de activiteiten van de veehandelaren door de eeuwen heen vormen het onderwerp van deze expositie.
Boek ter ere van de veehandelaren
Over het onderwerp veehandel is een nieuw boek uitgekomen: De geschiedenis van de veehandel en veemarkten in Fryslân. Dit rijk geïllustreerde boek toont het roemrijke verleden van de Friese veehandel en veemarkten. Naast aandacht voor de economische en sociale aspecten, de infrastructuur en logistiek, sluit het boek af met de boeiende geschiedenis van de familie Pilat, een geslacht van veehandelaren in Friesland. Het boek is verkrijgbaar in het museum.
Siebren van der Zwaag: ‘mijn ‘’oerpake’’ Durk Pilat ging al als jonge jongen met de biggenwagen elke dinsdag naar de veemarkt in Groningen. Veel van zijn manlijk nageslacht was en is nog steeds actief in de veehandel. Wij hebben als familieleden gemeend ons voorgeslacht en hun vele illustere collega’s te moeten eren met een kloek boekover de geschiedenis van de veehandel en veemarkten in Friesland, de enige provincie in Nederland met nog steeds een bloeiende veemarkt!
Vanaf 8 september organiseren de Boerderijenstichting Fryslân en het Fries Landbouwmuseum de expositie ‘Amerikaanse boerderijen in Fryslân’. De uitstalling geeft een beeld van een bijzonder type ‘pleats’ waarvan er maar zestien zijn gebouwd en die qua inrichting van stallen en schuren afwijken van gangbare types. Ze staan bijna allemaal in Friesland.
De meeste mensen denken bij Friese boerderijen aan de drie traditionele modellen: de kop-hals-romp-, de kop-romp- en de stelpboerderijen. Veel minder bekend zijn de nieuwe types boerderijen, zoals de Amerikaanse modellen, die aan de buitenkant maar ook binnen er heel anders uitzien. Tussen 1923 en 1937 zijn in Fryslân zestien Amerikaanse boerderijen gebouwd.
In de eerste helft van de twintigste eeuw streefden steeds meer vooruitstrevende boeren en landeigenaren naar vernieuwing en modernisering van hun agrarische bedrijven en bedrijfsgebouwen. Voor de boerderijbouw had dat ook gevolgen, er kwamen nieuwe types op zoals de gelede boerderij en het Amerikaanse type.
In 1923 wordt aan de Scharren bij Scharsterbrug het eerste exemplaar van een Amerikaanse boerderij gebouwd. Bij het Amerikaanse type gaat het om de verbetering van de hygiëne, het welzijn van het vee, een goed stalklimaat, de bestrijding van tuberculose, brandveiligheid en een efficiëntere bedrijfsvoering. Bij dit model worden technische vernieuwingen ingevoerd die op dat gebied in Amerika al voorhanden zijn.
Vroege vorm van innovatie in Friese boerderijontwikkeling
Hierbij speelt Lammert Simons Brouwers, een boerenzoon uit Minnertsga, een hoofdrol. In 1919, na een verblijf van acht jaar in Amerika, keert hij terug naar de boerderij van zijn ouders. Hij wordt agent voor het Amerikaanse bedrijf Louden uit Fairfield in de staat Iowa en importeert nieuwe materialen voor de stalinrichting zoals koebeugels en (drink)watersystemen met drinkbakjes. Ook hijsinstallaties voor het in de schuur brengen van hooi en graan zoals takels, hooinetten, katrollen, windassen en (hijs)motoren laat hij uit Amerika komen. Voor deze nieuwe technieken is veel belangstelling, eerst in Noord Nederland maar al snel daarna ook in de rest van Nederland. Later volgen er meer van deze boerderijen die overigens allemaal verschillen in bouw en inrichting.
De onderzoekers onderscheiden drie modellen waarvan er twee te herkennen zijn aan de hooihijsinstallatie tegen een rechte achtergevel met hijsluik en overstekend afdakje. Het derde model heeft een schuur die dwars achter de woning is gebouwd.
Met beelden, foto’s en objecten geeft de expositie een mooi beeld van een vroege vorm van innovatie in de Friese boerderijontwikkeling.
In oktober dit jaar verschijnt het boek Amerikaanse boerderijen in Fryslân geschreven door de onderzoekers en samenstellers van de expositie Hans de Haan en Jacob van der Vaart.
Op vrijdagmiddag 2 juli heeft de voorzitter van het hoofdbestuur van Coöperatie CRV en voorzitter van de raad van commissarissen van CRV Holding BV, Wietse Duursma, de expositie ‘Een selectie uit de collectie’ geopend.
In deze expositie die tot 1 november te bezichtigen is, zijn de fraaiste topstukken te zien uit het vorig jaar gesloten Nationaal Veeteelt Museum (NVM). Dit museum is sinds dit voorjaar onderdeel van het Fries Landbouwmuseum. Topstukken zijn onder meer de Kop van stier Sunny Boy, en de schilderijen van de Haagse School schilder Jan de Haas.
De schilderijen van kunstschilder Johannes Hubertus Leonardus 'Jan' de Haas (1832- 1908) wordt gerekend tot de eerste generatie schilders van de Haagse School en legde zich met name toe op veestukken, vooral koeien. De Haas groeide op in Amsterdam en studeerde daar aan de Rijksakademie van beeldende kunsten onder Pieter van Os. Hij maakte vooral naam met veestukken, meestal met koeien. Ook stoffeerde hij regelmatig schilderijen van bevriende schilders als Willem Roelofs en Paul Gabriël met vee.
Een ander topstuk is de geprepareerde kop van de fokstier Sunny Boy. Hij was in de jaren 1980 de trots van agrarisch Nederland en wereldtopper. Toen de ‘bolle’ de grens van 1,2 miljoen doses sperma passeerde - een record dat tot dat moment op naam stond van een Amerikaanse stier - haalde hij zelfs omroep CNN. Het Amerikaanse televisiestation vond de prestaties van Sunny Boy bijzonder genoeg om er een item van te maken voor de dagelijkse nieuwsuitzending, die in 130 landen werd uitgezonden. Later zou hij de 2 miljoen dosissen passeren. Zijn dood haalde het vermaarde tijdschrift ‘Time’. Sunny Boy werd geboren, in de hoog aangeschreven 'Pietjes-stal' van fokker Minne Blanksma in Schalsum en is nu weer terug in Friesland.
Topstukken van het Nationaal Veeteeltmuseum
Er zijn een tal merkwaardige objecten te zien zoals een bevruchtingsapparaat voor kalkoenen en een antistresstestapparaat om gestresste biggen te kalmeren.
Het NVM moest in 2019 noodgedwongen sluiten. Het was gevestigd in het voormalige Ki-station van de Vereniging voor Kunstmatige Inseminatie bij Rundvee ‘Land van Cuijk’ in het Brabantse Beers. In het laboratorium van dit Ki-station werd al in een vroeg stadium embryotransplantatie toegepast. Sinds 1998 was het station alleen nog in gebruik voor de stalling en spermawinning van hoogwaardig fokmateriaal van CRV (Coöperatie Rundvee Verbetering), zodat er ruimte ontstond voor een historische presentaties. Nadat het gebouw verkocht werd moest het museum sluiten en sloot het zich aan bij het Fries Landbouwmuseum, dat daarmee op dit gebied landelijk toonaangevend is geworden.
Veeverbeteringsorganisatie CRV Delta is mede door de fusie sponsor geworden van het Fries Landbouwmuseum.
Ellen Mandemaker
Een paar jaar geleden verhuisde Ellen Mandemaker van Amsterdam naar Friesland waar zij naast een aardappelteler kwam te wonen. Zo kwam ze in aanraking met de aardappel en de wereld die daar achter schuilt gaat.
Sindsdien fotografeert ze de aardappel in allerlei hoedanigheden, binnen en buiten haar studio. Ze fotografeert de Spunta, Lady Rosetta, Cronos, Russet Burbank en Picasso, maakt stapelingen en beelden van de aardappels, volgde de levensloop van poten tot rooien en nam de Picasso-aardappel mee naar het Picasso museum in Parijs. Ook buitenbeentjes en ander vreemdsoortige aardappels kunnen op haar aandacht rekenen. Door de aardappel te isoleren van zijn omgeving laat Ellen Mandemaker zijn unieke karakter zien en door van heel dichtbij de aardappel af te tasten ontdekte ze bijvoorbeeld de bijzondere kwaliteiten van de lichtkiemen. “De aardappel raakt mij, omdat hij oer en alledaags is, persoonlijkheid heeft, maar willoos is, hij overal komt, maar zelden goed bekeken wordt.”
Speciaal voor de tentoonstelling in het Fries Landbouw Museum is Ellen Mandemaker in het depot van het museum gedoken en heeft daar oude aardappelwerktuigen en mooie preparaten van aardappelziektes gefotografeerd. Een aantal daarvan zijn te zien op de tentoonstelling. De tentoonstelling belicht de aardappel op een nieuwe en verrassende manier, een kans om eens anders naar de ons zo vertrouwde ‘Jirpel’ te kijken.
Ellen Mandemaker (Haarlem, 1968) studeerde aan de Gerrit Rietveldacademie in Amsterdam. Zij exposeerde onder andere in FOAM Amsterdam, Museum Arnhem, Museum Meermanno Den Haag, Collect Editions Amsterdam en recentelijk voor het Fries Museum in het Universitair Medisch Centrum Groningen welke een 4-sterren recensie kreeg in de Volkskrant.
Lichtkiem Picasso
Van 1 juli tot 1 oktober a.s. (29 september is expositie niet te bezichtigen) organiseert het Fries Landbouwmuseum de foto expositie ‘Us Keet’. De foto’s zijn van de jonge veelbelovende fotografe en frequent keetbezoekster Martina Ketelaar uit Bolsward.
Een keet is een oude caravan of zelfgebouwd honk waar jonge mensen samenkomen om de gezelligheid op te zoeken. De mensen uit de keet vormen een subcultuur. ‘Zuipketen, oh je bedoelt die boeren?!’ Martina wil met deze reportage dat stigma wijzigen en laten zien wie deze mensen uit de keet zijn.
In haar foto’s laat ze onderliggende structuren naar voren komen die niet zo snel in de media naar buiten komen. ‘Uiteindelijk zie ik een keet niet anders dan een groep vrienden in bijvoorbeeld Amsterdam die bij elkaar de dag doornemen. Het onderliggende verschil in die zin, is vrij nihil.’ Zelf is de fotograaf met regelmaat in een keet te vinden, wat het fotograferen van deze (sub)cultuur gemakkelijker maakte.
Fotografe Martina Ketelaar (1997) werkt voor bedrijven en organisaties. Ze woont in het Friese stadje Bolsward en fotografeert vaak projecten die met actuele onderwerpen als identiteit, cultuur, het platteland, duurzaamheid en authenticiteit te maken hebben. Martina laat in haar werk de onderwerpen vaak aan het toeval over. Ze gaat af op haar intuïtie en documenteert op die wijze haar onderwerp. Veel van haar projecten hebben te maken met het platteland of natuur. Ze portretteert op een realistische manier met een eigen blik
Martina voltooide in 2020 de HBO fotografie opleiding 'Toegepaste Fotografie en Beeldcommunicatie' aan de Nederlandse Academie voor Beeldcreatie te Amsterdam.
Op dinsdag 2 juni a.s. opent het Fries Landbouwmuseum de expositie: ‘Niet vergeten... Frico eten’. De tentoonstelling is het resultaat van de verzamelwoede van Robert Visser uit Tytsjerk. Hij had al van jongs af een fascinatie voor zuivelhistorie en begon in zijn jonge jaren (vooral) Frico materialen te verzamelen. Zijn collectie bestaat onder meer uit afbeeldingen van bijna alle zuivelfabrieken in Friesland, documenten, verpakkingsmaterialen, gadgets, instrumenten, reclamematerialen enz.
In 2019 heeft hij de collectie overgedragen aan dit museum dat daarmee een unieke historische zuivelcollectie in zijn bezit heeft gekregen. De belangrijkste objecten ervan zijn nu in deze expositie te zien.
Topstukken in de tentoonstelling zijn de twee glas in loodramen uit de oude Frico vestiging aan de Sneker Trekweg te Leeuwarden. Deze zijn voor het eerst na bijna 40 jaar weer zichtbaar. Ze werden bij het 40-jarig jubileum van de Frico in 1938 aangeboden door het personeel. Bij de afbraak van het gebouw, in 1982, zijn ze in houten kratten geplaatst en veilig opgeborgen in de CCF vestiging.
Ze zijn gemaakt door Willem Bogtman (1882 - 1955). Hij was grafisch ontwerper, glasschilder, monumentaal kunstenaar, glazenier en vervaardiger van mozaïeken.
Kruiwagen
In 1898 richtten zes zuivelfabrieken: Achlum, Akkrum, Bartlehiem, Dronrijp, Giekerk en Marssum gezamenlijk de Friesche Coöperatieve Zuivel-Export Vereniging op.
De directe aanzet was de landbouwcrisis die zich in het laatste van de 19e eeuw voltrok. Daardoor verliep de afzet van boter en kaas naar onder meer Engeland sterk terug. Met de komst van de fabrieksmatige verwerking verbeterde de kwaliteit van zuivelproducten en kon de export weer opgepakt worden.
Toen de fabrieken bij de export in elkaars vaarwater kwamen, werd besloten gezamenlijk op te trekken in een gezamenlijke exportcoöperatie met een kruiwagen en later een muis als beeldmerk.
In de jaren 1930 kwam er een nieuwe naam: Frico (een combinatie van Fries en Coöperatie). Het bedrijf had al snel daarna 160 handelspartners in 62 landen.
De vereniging begon zijn werkzaamheden in 1901 in een huis aan de Willemskade 12 te Leeuwarden. In 1905 vertrok de coöperatie naar de Willemskade / hoek Baljeestraat dat ook als Landbouwhuis diende voor de Friese Maatschappij van Landbouw. Later volgen er uitbreidingen en toevoegingen van Willemskade 45 (1909) en Willemskade 47 (1912). In 1916 kwam er nieuwbouw aan de Sneker Trekweg naast de vestiging van veevoer coöperatie CAF. Hier volgden in de jaren daarna verschillende uitbreidingen totdat het gebouw in 1982 werd afgestoten en later gesloopt. Daarop volgde nieuwbouw op industrieterrein De Hemrik.
Fusie
In 1983 kwam het tot een fusie tussen Frico en DOMO onder de naam Noord-Nederland. Noord-Nederland en de Coöperatieve Condensfabriek Friesland (CCF) gingen in 1990 verder als Friesland Frico Domo. Later volgden fusies met Coberco en in 2008 met Campina tot FrieslandCampina die het merk Frico nog steeds gebruikt.
In de herfst van 1950, organiseerde de Intra-Europese ‘’Cooperation for a Better Standard of Living’’, een Europese ontwerpwedstrijd.
Kunstenaars werden gevraagd posters te ontwerpen die het thema Europese samenwerking en economisch herstel weergaven.
Meer dan 10.000 ontwerpen uit verschillende landen werden ingeleverd. Een jury van deskundigen, die elk een Marshall Plan land vertegenwoordigden, maakten na landelijke voorrondes een keuze. Veel van de ontwerpen hadden meerdere vlaggen die de samenwerking symboliseerden.
Het winnende ontwerp was “All Our Colors To The Mast” een Europees schip met zeilen gemaakt van vlaggen van de landen van de Nederlandse ontwerper Reyn Dirksen (1924-1999)
Tot eind oktober 2018 toonde het Frieslandbouwmuseum in Leeuwarden de foto-expositie ‘Food’, van Henk Wildschut. Weinig onderwerpen genereren zoveel discussie als het onderwerp voedsel. Deze discussie wordt steeds meer gekenmerkt door achterdocht en pessimisme over hoe ons voedsel wordt geproduceerd. Fotograaf Henk Wildschut maakte onlangs een diepgaande studie over het onderwerp Voedsel in opdracht van het RijksMuseum in Amsterdam. Na Amsterdam en recent Frankrijk staat de tentoonstelling nu in Friesland.
‘Ik was vol met vooroordelen over de voedingsindustrie. Ik zag het als oneerlijk, ongezond en onethisch. Meer dan dat, het leverde een bijdrage aan het verval van onze planeet, in tegenstelling tot vroeger, en ik voelde dat het magische woord 'organisch' alles zou oplossen.’ Toen Wildschut aan dit project begon, was zijn eerste impulsieve reactie om alle misverstanden over eten voor eens en altijd aan het licht te brengen. Maar na twee jaar onderzoek en fotografie realiseerde hij zich dat het discours over voedselproductie oneindig verfijnd kon worden. Niet alles is zoals het lijkt. Schaalvergroting kan bijvoorbeeld het dierenwelzijn verbeteren en biologische productie is niet altijd beter voor het milieu. Vaak vormt een overdreven eenzijdige benadering van het onderwerp voedsel een barrière voor echte oplossingen. ‘Eten is gewoon een te breed en te complex onderwerp voor oneliners of om te beschrijven in termen van zwart en wit’, aldus Wildschut.
In het Food , werpt de fotograaf een objectief licht op diverse aspecten van de voedingsindustrie. Hij toont ons de verborgen kant (letterlijk en figuurlijk) van de voedingsindustrie - niet door consumenten te interviewen of een specifiek standpunt over het onderwerp in te nemen, maar puur door zich te onderdompelen in de spectaculair grote schaal van de voedingssector - een aspect dat we alleen kennen door middel van statistieken en waarvan we ons moeilijk concreet kunnen voorstellen. Zijn blik is onromantisch, zijn beeldtaal informatief en emotieloos. Wildschut focust zijn lens op dingen die botsen met wat het publiek zou willen denken. Dierenwelzijn, bijvoorbeeld, is typisch een doorslaggevende zorg voor de commerciële consumentenmarkt, maar Wildschut houdt de consument / kijker een spiegel voor zodat deze zijn vaak geïdealiseerde beeld van de voedingsindustrie in perspectief kan plaatsen. Net als in andere projecten wordt van de kritische kijker verwacht dat hij een persoonlijk standpunt inneemt en de juiste conclusies trekt, zodra Wildschut brandstof heeft geleverd aan beide kanten van het argument. Er is geen hint van een kwispelende vinger of een moraliserende ondertoon.
Henk Wildschut (Harderwijk, 1967) studeerde aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag. Hij exposeerde onder andere zijn werk in onder meer Amsterdam, New York, Parijs, Shanghai, Beijing, Londen, Rome en Den Haag. In 2011 ontving zijn boek ‘Shelter’ de Kees Scherer-prijs voor het beste Nederlandse fotoboek van de jaren 2009/2010. En hij won met Shelter de prestigieuze Nederlandse Doc 2011 Award voor het beste documentaire project.